Nour Z. Jarada is psycholoog bij Dokters van de Wereld in Gaza. Deze getuigenis dateert van kort voor het staakt-het-vuren inging op 10 oktober. Ze beschrijft haar dagelijkse leven als therapeut te midden van de oorlog.
“Al meer dan twee jaar leef ik in een onafgebroken oorlog. Ik ben een therapeut, een vrouw die rouwt om haar doden, een moeder die haar kinderen probeert te beschermen, een psycholoog die overweldigd wordt door de oorlog. Een gebroken ziel die het leed van anderen draagt. Ik ben dat alles tegelijk, zonder de rollen ooit te kunnen scheiden. Ik zorg. Ik stort in. Ik steun. Ik breek.
Sinds we in de ontheemdenkampen werken, hebben we nooit meer onder normale omstandigheden kunnen werken. Ziekenhuizen worden gebombardeerd, zorgverleners gedood of opgepakt, klinieken leeggehaald, wegen afgesloten. En toch gaan we door.
Elke ochtend nemen we met bonzend hart afscheid van onze kinderen, bang dat het de laatste keer is. Dan breekt de dag aan. Onze sessies vinden plaats in tenten, in een hoekje, onder een afdak, te midden van ruïnes. Ik heb geleerd te overleven op een plek die vijandig is geworden voor het leven: dagenlang water sparen, leven zonder het noodzakelijke. Ik leer mijn kinderen geduld wanneer de honger aan hen knaagt.
Als therapeut luister ik elke dag naar verhalen van gebroken levens, maar hun verhalen zijn ook de mijne. Ik lijd aan dezelfde wonden. Een vijftienjarige jongen vertrouwde me toe dat hij liever met zijn familie was gestorven. Mijn hart brak met het zijne. Een moeder, niet in staat haar kinderen te voeden, fluisterde: ‘Ik kan het niet meer aan.’ In stilte dacht ik: ‘Ik ook niet.’
We werken niet in de serene rust van een spreekkamer. We proberen een sprankje hoop te brengen in overvolle tenten en uitgebrande scholen. Hier praten kinderen over raketten zoals andere mensen over het ontbijt praten: een vreemde vanzelfsprekendheid die ontstaat als je went aan het onvoorstelbare.
We staan er niet alleen voor. Om me heen zie ik collega’s met een kracht die me elke dag diep respect inboezemt. Iedereen draagt een tragedie met zich mee: het verlies van een dierbare. En toch blijven we. Wij zijn zonder uitzondering alles kwijt: onze huizen en straten, onze herinneringen en geliefden. Toch blijven we doorgaan.
Soms dwingen de omstandigheden ons een kliniek te evacueren. Dan overvalt ons schuldgevoel, omdat we weten hoezeer de mensen op ons rekenen. Wat mijn hart verder doet kloppen, is hoe we samen telkens weer opnieuw opstaan. In de chaos blijven we voor elkaar zorgen. We zijn er nog steeds, en samen zullen we genezen.”
